Hokjes.
11/03/2022.
Sinds
vorige week kan je op Eén naar het tweede seizoen van De Kemping
kijken. Daarin baat zanger, tatoeëerder, tv-maker en sociaal werker, Tijs Vanneste, met negen langdurig werkzoekenden een camping uit.
Enkele dagen voordien vertelde hij aan Bart Schols in De Afspraak
over zijn drijfveren om dit programma te maken: 'Ik ben ervan
doordrongen dat het niet is, omdat je ooit een verkeerde stap hebt
gezet hebt, dat je daarvoor gedefinieerd moet worden voor de rest van
je dagen. Sommige mensen hebben twee, drie kansen nodig. Sommigen
hebben er twintig nodig. Dertig. Dat speelt geen rol. Dat maakt je
niet minder waard dan iemand anders. Je mag iemand niet definiëren
aan de waarde van zijn diploma of zijn inkomen, want waar het
uiteindelijk over gaat, is dat je een goed hart hebt.' In een
wereld waarin er heel snel geoordeeld wordt, vind ik deze uitspraak
een ware verademing. En ja, ik geef het toe: het overkomt mij ook
soms, maar het is verkeerd en kan bovendien bijzonder kwetsend
overkomen. Iedereen in zijn waarde laten, niet oordelen en een
helpende hand aanreiken, mocht de ander daar nood aan hebben; stuk
voor stuk waarden die ik bijzonder hoog in het vaandel draag. De
enorme golf van solidariteit die momenteel op gang komt, naar
aanleiding van het gewelddadige conflict in Oekraïne, heeft me dan
ook al meermaals tot tranen toe bewogen.
Kaatje.
24/12/2021.
Een column, de laatste van het jaar en toch ook weer niet. Soms schrijven mensen, wanneer ze de tijd nemen om te reflecteren, een brief aan een veel jongere of oudere versie van zichzelf. Ik schreef vandaag een column die er eigenlijk geen is, eerder een (nieuwjaars)brief, aan de late twintiger - bijna dertiger - die ik vandaag ben, maar tegelijkertijd aan iedereen die, in deze donkere dagen, wel wat positiviteit of licht kan gebruiken:
Kaatje!! Dat vind je altijd zo mooi klinken, vooral als het uit de mond van die ene vriend komt. Stiekem vind je dat wel schattig, hé. Zeker met al die uitroeptekens die erachter staan, want jij zit in zijn hart. Zoveel is duidelijk. En hij in het jouwe, ook al zag je hem al geruime tijd niet. Gun hem die tijd. Weet dat je hem vroeg of laat wel terug zal zien. Het is goed dat je regelmatig aan hem denkt. Weet dat hij ook aan jou denkt, anders zou hij je nooit geschreven hebben afgelopen weken, ook al was het maar héél kort. Toch was het waardevol. Hij deelde iets persoonlijks en was tegelijkertijd oprecht geïnteresseerd in hoe het met jou ging. En toen je kort je angsten, twijfels of demonen aanraakte, liet hij jou de keuze. De keuze om er dieper op in te gaan of nét niet. En toen jij je keuze eenmaal gemaakt had, respecteerde hij die. Hij liet jou in je waarde. Net zoals jij hem ook altijd in zijn waarde gelaten hebt. Laten we hopen dat 2022 het jaar wordt van het grote weerzien. Dat je hem kei hard mag knuffelen, vastnemen en niet meer loslaten. En dat je hem vooral mag vertellen hoe trots je wel niet op hem bent!
Maar laat ik tegelijkertijd ook even de tijd nemen om te vertellen hoe trots ik op jou ben, ook al vind je zelf dat daar geen reden toe is of denk je voortdurend dat alles wat je doet verkeerd is. Neen, je doet niet alles mis. Je doet zeker ook niet alles altijd goed, maar je doet wel je best. Je stinkende best. En dat is goed genoeg! Ja, je maakt fouten. Je knalt met je hoofd tegen de muur. Hard. Kei hard. En dan huil je. Urenlang, dagenlang, soms nachtenlang. Weet dat dat oké is, dat je eruit leert, weer opstaat en doorgaat.
In de lente van 2022 zal je niet langer een twintiger zijn. Toch ben je nog steeds een jonkie, een groentje. En moet je nog van alles leren, mag je nog van alles leren. Gun jezelf die tijd. Herinner je je nog wat die ene ex-collega enkele weken geleden aan de telefoon zei? Dat je best nog wat 'leren' mocht overlaten voor de rest van je leven. Dat je heus niet alles nu al hoefde te weten. Niet veel later vertrouwde ze je toe dat ze met niemand zulke filosofische gesprekken had als met jou, zelfs niet met haar beste vrienden. Dat je stiekem wel een héél klein beetje trots mag zijn, omdat je haar wist te inspireren om een stapje te zetten waarvan ze lang beweerde dat ze dat nooit, wilde, durfde of kon zetten. Dat ze dat desondanks toch deed, omdat jij op het juiste moment - weliswaar onbewust - het duwtje gaf dat ze nodig had. Weet dat ze jou inspirerend vindt. En dat zij heus niet de enige is.
2021 was het jaar van de grote beslissingen en pijnlijke keuzes, van de vreemde gedachtekronkels, van een afscheid en een nieuw begin. Een begin dat zeker niet vlekkeloos verlopen is. Beslissingen die zeker niet altijd makkelijk waren of zonder ingrijpende gevolgen, maar die je wel altijd met je hart hebt genomen. Met heel je hart. En dat is oké. Keuzes die zeker niet iedereen begrijpt, lang niet iedereen. Ook dat is helemaal prima, sterker nog, je hoeft ze zelf niet helemaal te begrijpen.
Voor 2022 wens ik je, in de eerste plaats, een beetje meer rust in je hoofd. Weet dat je het goed doet. Dat je best goed genoeg is. En wat minder ook. Weet dat veel mensen je graag zien, dat je hen doet lachen, dat je hen weet te inspireren en te raken. Weet dat alles - hoe dan ook - goed komt. Andrà tutto bene, zoals ze dat zo mooi in het Italiaans zeggen. Dat het oké is als mensen je naïef, zweverig, egoïstisch, alternatief, bang of too much vinden. Je bent jezelf. 'Eindelijk!' zou ik bijna durven te zeggen. En daar kunnen velen nog een puntje aan zuigen.
Weet dat je nooit té gepassioneerd kan zijn. Lach maar, al staren ze je aan. Sprankel maar. En laat ze maar. Laat ze maar denken, al huil je tien minuten lang, als een klein kind, te midden van een groep volslagen onbekenden. Ook dat is oké. Weet dat ze dat stiekem moedig vinden. Probeer maar, ook al voel je de daver in je stem en de twijfel in je hart. En als het niet lukt, probeer dan vooral nog een keer, tot het je wel lukt. Denk na bij elke stap die je zet, groot of klein, maar denk vooral niet te veel na. Verlies jezelf maar, in een boek, een theaterstuk, een gesprek of een relatie. En geef jezelf een héél klein beetje van die goedbedoelde raad die je altijd aan anderen geeft - ja die, die waar je ondertussen al bijna een heel boek mee gevuld hebt! Maar vooral, heb vertrouwen. Je bent op de goede weg, ook al voelt het leven soms aan als een rollercoaster, een emotionele rollercoaster die minstens even hard naar boven als naar beneden gaat. Zoek maar én vind maar, naar het juiste woord, naar de juiste energie, naar het juiste plekje. Een plekje waar je helemaal jezelf mag zijn, waar je iets kan betekenen voor anderen, maar in de eerste plaats voor jezelf.
En ten slotte, neem nooit iets for granted, maar wees dankbaar, dankbaar voor alle kleine dingen op je pad, al is het maar voor dat ene lieveheersbeestje dat net in je ooghoek verscheen, op het moment dat je dacht dat je door de grond zou zakken. Neen, je bent niet door de grond gezakt. Je staat er nog. En je staat heus niet alleen ...! X
Een kampvuur, een Britse dramady en een hele resem parende duiven in een boom.
06/08/2021.
In het centrum van de Leuvense binnenstad, zit ik, samen met een tiental andere mensen, met wie ik dezelfde passie deel, op een binnenpleintje. De zon gaat onder, de wind wappert hevig in mijn gezicht en meerdere duiven bedrijven enthousiast de liefde in een boom. 'Wil er nog iemand iets zeggen?' vraagt de docente, ter afronding, op de laatste avond van de vierdelige workshop. 'Ik heb een beetje een kampvuurgevoel' antwoord ik, moe maar voldaan. Een kampvuur was er niet, wel heel wat verrassende en ontroerende scènes die ons, na een maandenlange periode met weinig tot geen artistieke projecten, veel deugd gedaan hebben.
'Ik denk dat iedereen zijn of haar zelfgekozen doel wel bereikt heeft', vat één van mijn medespelers het mooi samen, refererend aan de voorstellingsronde op dag één. Ik grinnik even. Verder hou ik mijn mond, al spreken mijn ogen boekdelen. Spelen is héérlijk en er is werkelijk niets dat ik liever doe, maar dat was lange tijd anders. Ik verkrampte en durfde niet: improviseren, in het moment zijn, loslaten en op mijn bek gaan. Dat leerde ik vooral door groot te spelen. Nu die eerste horde min of meer genomen is, is het tijd om mezelf opnieuw uit te dagen: klein spel. Hoewel het misschien evident lijkt, is subtiel en realistisch spel moeilijker dan je zou denken. Ik probeer me er al een tijdje op te focussen en ook deze vier avonden wil ik me hier verder op toespitsen. Of ik daarin geslaagd ben of niet, laat ik even in het midden. Laat ons zeggen dat ik al meteen wist hoe laat het was, toen ik mijn enthousiaste lach, door de galmende, open ruimte hoorde bulderen. En neen, dat was niet enkel naast, maar ook op de scène.
Los daarvan: klassiek of modern, monoloog of samenspel, Antigone, Shakespeare, American Beauty of Fleabag: wat heb ik hiervan genoten! Ook de laatste avond zal ik niet snel vergeten. Vandaag ben ik tegelijkertijd toeschouwer én speler, maar erg vind ik dat niet. Integendeel. Bovendien lijkt een artistieke samenscholing alweer een eeuwigheid geleden. Voor, achter en naast mij zitten er immers mensen - meer dan twee en andere dan die uit mijn vaste bubbel - mensen wiens gezicht ik helemaal kan zien, wiens stem ik kan horen en wiens energie ik kan voelen. Distance makes the heart grow fonder wordt soms gezegd. Straks moet ik het virus nog gaan bedanken. Nope, geen applaus of staande ovatie voor dat kleine, vieze beestje. Al moet ik wel bekennen dat de honger alleen maar groter is geworden, de honger groter en de liefde sterker. En het was al zo erg.
Vijf over twaalf.
03/08/2021.
Ik voel de wind door mijn haren wapperen, wanneer ik met een plastic zak vol Turks én Frans brood, uit de auto kom gelopen en me naar het dichtstbijzijnde huis begeef. Voorzichtig klop ik op het raam en vraag aan de bewoners of ze graag een bekertje warme soep willen. Wat verderop zie ik andere crisisvrijwilligers hetzelfde doen. We bevinden ons in Verviers, het epicentrum van de watersnood, waar midden juli 2021, het noodlot toeslaat. Vele huizen zijn er ernstig vernield. Vaak is er geen warm water, gas of elektriciteit meer, dus willen we de inwoners een hart onder de riem steken. Of dat gelukt is, weet ik niet. Wel zijn alle mensen die we aanspreken, erg dankbaar. En ja, ik weet het, het is hoogstwaarschijnlijk een druppel op een gloeiende plaat, maar een betere wereld begint bij jezelf, toch?
Het is ondertussen al meer dan een decennium geleden dat mijn gezinsleden en ik op de terugweg zijn van een memorabele vakantie in de Oostenrijkse bergen, wanneer we op een honderdtal kilometer van huis, zonder brandstof vallen en bijgevolg, pal in het centrum van Verviers belanden. Onmiddellijk worden we, door een sympathiek, ouder koppel, geholpen en gastvrij ontvangen. Terwijl de mannen zich over de auto ontfermen, vermaak ik me met het Frans (of het gebrek eraan) van mijn gezinsleden. Ja hoor, zelfs als minderjarige puber schuilt er al een echte taalpurist in mij. Ook de tv in het hoekje zorgt voor heel wat animo. Een tennismatch moet wijken voor Spring, een soap die nog steeds menig tiener- en twintigerhart kan bekoren, ook al moet ik zoveel jaren later toegeven dat zowel de acteer- als dansprestaties van eerder bedenkelijke kwaliteit zijn. Maar dat geeft niet, want twee afleveringen, een glas cola en een bijles Frans verder, rijden we vlotjes huiswaarts.
Het contrast met de mooie vakantie van weleer, kan vandaag, 30 juli 2021, niet groter zijn. De watersnood van enkele weken geleden heeft diepe wonden geslagen. Bomen, auto's, gebouwen en grote delen van de infrastructuur zijn ernstig vernield: ik zie tunnels die onder water staan, straten & pleinen die onder een grote berg afval zijn bedolven en auto's die tot een ondefinieerbaar geraamte herleid zijn. De stad davert nog op haar grondvesten: de sfeer is grimmig, de lucht overtrokken en de wonde nog lang niet geheeld. Toen ik, enkele weken geleden, de beelden op tv zag, pinkte ik reeds een traantje weg, maar vandaag zit mijn hele gezicht onder de mascara. Dat ik snel terugkom en nog vele traantjes zal wegpinken ...
Lief dagboek.
20/05/2021.
27 april, kwart voor tien
De geur van de verse speculaas verspreidde zich langzaam over het hele huis. Ze nam een groot bakkersmes en sneed het gebak in vijf gelijke, verticale repen, die ze nadien in vier kleinere blokjes onderverdeelde. Ze keek bedenkelijk, want niet alle koekjes waren exact even groot. Dan duwde ze, met een spateltje, elk stukje, uiterst voorzichtig op twee ovalen roosters. Nadien maakte ze de bakplaat met een zacht sponsje schoon en schoof ze ook nummer twee de oven in. Ze timede twintig minuutjes en nadat er exact zoveel tijd verstreken was, nam ze de bakplaat met twee handen stevig vast en zette die op het aanrecht. Veertig, met liefde bereide, koekjes lagen klaar om opgepeuzeld te worden.
29 april, tien voor vijf
En daar zat ze dan, moederziel alleen in haar auto, op een lege parking. Zachtjes begon ze te huilen. Angstig keek ze om zich heen, maar er was werkelijk niemand te bespeuren. Ze nam een stukje speculaas en propte het in haar mond, maar het vertrouwde geluid van haar smartphone onderbrak de handeling. Ze opende het filmpje, dat haar collega enkele minuten eerder had doorgestuurd: een klein jongetje zat smakelijk peklaas - niet helemaal correct, maar des te schattiger uitgesproken - te eten. 'Hier wordt genoten van de traktatie, merci!' stond er nog. Ze veegde haar tranen weg en glimlachte.
28 april, vijf over half twee
Alle koekjes verstopte ze, elk afzonderlijk, in een klein, precies afgemeten, stukje aluminiumfolie. En dan toverde ze een witte gebakjesdoos tevoorschijn. Alles paste er precies in. 'Dank voor de fijne samenwerking!' schreef ze met dikke, blauwe alcoholstift, op de binnenkant van de doos.
27 april, vijf voor half tien
De keukenrobot, die ervoor zorgde dat alle ingrediënten langzaam, maar zeker, tot een smeuïge, donkerbruine massa samensmolten, maakte een brommend geluid. Nadien zette ze het toestel uit en kneedde ze eigenhandig de helft van het deeg tot een enorme brok van enkele centimeters dik. Ze zuchtte opgelucht, want hoewel de structuur nog erg zacht en kneedbaar was, begon het donkerbruine goedje steeds meer op dé echte speculaas van haar mama te lijken.
30 april, vijf voor elf
Het schermpje van haar telefoon lichtte op. De afbeelding toonde hoe de witte gebakjesdoos nog steeds op het kleine tafeltje, in het midden van de keuken stond. Alle speculaasjes waren ondertussen verdwenen en de servetten lagen er wat verdwaald bij. 'Je laat al een leegte achter', schreef iemand. Ze moest er hartelijk om lachen en stuurde haar collega een lief berichtje, gevolgd door twee smileys, terug.
En toen ... ?
Toen was de doos helemaal leeg en de speculaas allemaal op. Voor haar betekende dat het einde van een bijzonder leerrijke periode. Ze had veel authentieke, gepassioneerde mensen leren kennen. Daar was ze erg blij om, net zoals ze erg dankbaar was voor deze ervaring, maar nu was het hoog tijd voor nieuwe avonturen. Wat en hoe die eruit zouden zien? Neen, dat wist ze, op dat moment, nog niet precies.
Wordt ongetwijfeld vervolgd ...
Warme chocomelk en lelijke eendjes.
01/04/2021.
Ik denk niet dat er één tekst is waaraan ik zo lang geschreven, geschrapt en herschreven heb als deze. Enkele weken geleden overkwam me iets wat me, in alle opzichten, diep ontroerd heeft. Tranen rolden over mijn wangen. Aanleiding was een simpel berichtje op Facebook dat, zoals zovele, begon met Hey Karen. En dan volgde er een komma. Het had dus, in principe, van iedereen kunnen komen, maar het kwam van die ene jongen, met wie ik jarenlang samen in de klas zat. Het is vooral onderstaand fragment dat me het meest bijgebleven is: "Maar ik wou graag mijn oprechte excuses aanbieden voor sommige van die dingen die tijdens die 6 jaar zijn gebeurd. Ik kan met eerlijkheid zeggen dat ik verre van volwassen was, of me bewust was van de consequenties van mijn daden. Niet dat dat een excuus is, maar toch. Vanuit mijn eigen onzekerheid vond ik het nodig om andere mensen - zonder echt iets tegen hen te hebben - onderuit te halen. Vreselijk en op geen enkele manier goed te praten."
Meteen voelde ik intuïtief aan dat ik hier iets mee wilde doen, dat ik dit móest neerschrijven. Ik kan niet precies vertellen waarom, maar in de eerste plaats, voor al diegenen met een gelijkaardig verhaal. Het is nooit ofte nimmer jouw schuld. Laat je dus vooral niets wijsmaken. Bovendien verdient iedereen een tweede kans, toch?
Enkele jaren geleden vroeg het debatprogramma Volt - overigens niet vies van een sociaal experiment - aan enkele onbekende acteurs om in de Antwerpse metro en Stadsfeestzaal een aantal scènes te spelen. De toevallige voorbijgangers, echter, wisten niet dat wat ze zagen, in scène was gezet. Een jongeman werd door zijn 'vrienden', publiekelijk gekleineerd, vernederd en geschopt. Minutenlang ging het schouwspel door, zonder dat er ook maar één iemand ingreep. Of ik zou ingrijpen, weet ik niet. Wat ik wel weet, is dat het dichtbij kwam, akelig dichtbij. En toch, ik wist wél dat het niet echt was. Bovendien lagen mijn eigen nare ervaringen toen al lang achter mij, maar dan nog.
Herinneringen aan de middelbare school roepen dus weinig positiefs in me op, behalve dan die tussen twaalf en één 's middags. In 2008, toen ik in het vierde jaar zat, was de telenovelle Sara, immens populair. Elke middag werd op VTM de aflevering van de avond voordien heruitgezonden. Vanaf het vierde middelbaar, mochten we 's middags elders eten. Na de les holde ik, zo snel als ik kon, naar buiten, greep mijn fiets uit het rek en fietste in volle vaart naar huis. Daar plofte ik, met een tas warme chocomelk, neer in de zetel. Zo volgde ik, dag na dag, het sprookje van het lelijke eendje. Toegeven, het was een beetje me-time avant la lettre.
In die tijd vond ik de jongen - jongeman ondertussen - in kwestie, vreselijk arrogant, puberaal en een echte fils à papa. Ook wanneer ik oude klasfoto's bekijk, kan ik me niet van die indruk ontdoen. Toch komt die vage herinnering, in de verste verte, niet overeen met de zorgvuldig uitgekozen woorden en formuleringen in zijn bericht. Hij klinkt oprecht, matuur en genuanceerd, alsof hij echt tot inkeer is gekomen. Een paar zinnen maar, verder geraak ik, in eerste instantie, niet. Door de tranen zie ik werkelijk niets meer. Het eerste wat na afloop in me opkomt? 'Meer dan tien jaar te laat.' Ook mijn vrienden hebben het over vijgen na Pasen. Al vinden we het stiekem toch ook wel een heel klein beetje (veel) moedig. Ook mijn oud-leerkrachten zijn ontroerd. 'Kippenvel', laat één van hen weten. En hartjes, veel hartjes, die volgen er ook nog.
'Ga je hem een reactie sturen?' vraagt een collega. 'Ja, kort en beleefd', zeg ik. Dat ik verrast was dat hij hier nu nog op terugkwam. Dat hij zeker niet de enige was, maar wel de eerste die zijn verontschuldigingen aanbiedt. Dat er dingen gebeurd zijn die me veel pijn gedaan hebben, maar dat zijn bericht me ergens ook wel geraakt heeft. En 'dankjewel' dat stuur ik ook nog, want iemand vergeven - zo leerde mijn zus me - doe je niet zozeer voor de ander, maar vooral voor jezelf. Je kan immers onmogelijk de rest van je leven boos, verdrietig of gefrustreerd blijven voor gebeurtenissen die ondertussen al meer dan een decennium achter je liggen, ook al waren ze pijnlijk, zeer pijnlijk en zeker niet oké, maar je wint er niets mee. Integendeel.
Dankbaar.
28/10/2020.
'Waarom zouden we jóu moeten aannemen, Karen?' Eind augustus, tijdens een sollicitatiegesprek op een Vlaamse ziekenhuisschool. 'Ik heb erover nagedacht en er zit wel iets in mijn hoofd, maar ik weet niet of het in mijn voordeel of nadeel zal spelen.' Zonder het te beseffen, herhaal ik die zin tot tweemaal toe. 'Wat een goeie inleiding. Je maakt ons alleen maar nieuwsgieriger. We willen het echt heel graag weten', klinkt het. 'Ik ben nooit opgenomen geweest, maar bij psychische problemen kan ik me, jammer genoeg, wel iets voorstellen, want ik heb zelf een erg zware periode achter de rug. Daardoor kan ik me gemakkelijker in de situatie van deze jongeren inleven en zal ik er waarschijnlijk ook minder snel over oordelen.' Er valt een stilte, veelzeggend, maar allesbehalve ongemakkelijk. Ik had ook gewoon kunnen antwoorden dat ik gemotiveerd ben én dat een-op-een me goed ligt. Wanneer ik even later huiswaarts keer, ben ik nooit zekerder van mijn stuk. Ik had een goeie klik met mijn gesprekspartners, ben onder de indruk van de werking en een-op-een past veel beter bij me dan het klassikale gebeuren.
'We gaan jou op de middag iets laten weten', klinkt het. Uiteindelijk is het al tien voor twee, wanneer de telefoon rinkelt. 'We waren echt gecharmeerd door je sollicitatie, Karen. Je komt erg matuur over en je gaat zeker iets vinden ... alleen zal het jammer genoeg niet bij ons zijn.' Dat ze urenlang getwijfeld en gediscussieerd hebben en dat ze écht geen beslissing konden nemen. De directeur klinkt oprecht. Ik geloof hem. Ik antwoord dat het oké is en dat er, heus wel iets anders op mijn pad zal komen, al geloof ik het op dat moment zelf nog niet helemaal.
'Misschien kan je de andere ziekenhuisscholen in Vlaanderen spontaan aanschrijven', fluistert een stemmetje in mijn hoofd me toe. Ook mijn beste vriendin en mijn loopbaancoach geven me dat advies. Zo gezegd, zo gedaan, want goeie raad volg ik immers altijd blindelings op, of toch bijna altijd. Nauwelijks tien dagen later mag ik starten op Gasthuisberg in Leuven. Ik ben euforisch en stuur meteen een hele resem berichtjes naar vrienden en familie. De reacties zijn uiteenlopend: van 'Echt iets voor jou!' tot 'Wat is een ziekenhuisschool?' 'Een school in een ziekenhuis', antwoord ik dan. Van Dale had het wellicht niet beter gekund. 'En wat moet je daar dan doen?' Lesgeven, veronderstel ik. Frans en Nederlands, in mijn geval. 'In een ziekenhuis?' Ja, aan zieke kinderen, dus.
De kinderen en jongeren die ik begeleid, verblijven meestal op de afdelingen pediatrie of psychiatrie. De achtergrond is complex, het verhaal aangrijpend: van anorexia tot PTSS (posttraumatische stressstoornis), van mucoviscidose tot kanker. Machteloos zie ik hun geliefden toekijken. Een ernstig ziek kind, kan er je als ouder nog iets ergers overkomen? En daar zit je dan bij het raam, te wachten totdat het stopt met regenen. Ondertussen is er niets dat je kan doen. Of toch wel? 'Mag ik even een foto nemen?' vraagt de mama van een kankerpatiënte mij. 'Natuurlijk', antwoord ik enigszins verrast. Dat ik helemaal niet zo fotogeniek ben, heb ik wijselijk verzwegen.
Die avond ben ik het meisje dat ik 's ochtends ontmoette, allesbehalve vergeten. Tegelijkertijd gaat Avondliedeke van Alice Nahon door mijn hoofd. Het lijkt alsof ik me opnieuw in de woonkamer van mijn bomma bevind, waar ik het gedicht jarenlang aan de muur heb zien hangen. Enigszins weemoedig, denk ik terug aan hoe die tekst haar altijd wist te inspireren: 'Heb ik vandaag mijn best gedaan om iemand te doen glimlachen? Iemands leed te verzachten?' Ik denk het wel, al is mijn leerling vast niet de enige die vanavond glimlachend onder de wol zal kruipen ...
Passie.
27/09/2020.
Midden in een berglandschap, in het noordoosten van Italië, ligt Gemona del Friuli, een klein dorpje waar ik tijdens de mooie zomer van 2015, drie weken lang een taalstage heb gevolgd om mijn kennis van het Italiaans te verfijnen en me in de cultuur van dit prachtige land onder te dompelen. Hoewel Il Belpaese me na aan het hart ligt, is het vooral la bottega di teatro, die me het meest bijgebleven is. In een korte tijdsspanne van slechts enkele weken, werken we aan een avondvullende voorstelling en spelen we uiteindelijk, in openlucht, voor het hele dorp. Ik ben Ava Comelava, de dictatoriale assistente van het hoofdpersonage, Leonardo d'Ampezzo. Er wordt gelachen, gegeten en gedronken. Na elke scène bedienen we het publiek, als onszelf: Ava, Karen, Ava, Karen, Ava, Karen ... Het is zonder enige twijfel één van de meest schizofrene en memorabele avonden uit mijn leven. Na afloop drink ik wijn, té véél wijn.
Tijdens een workshop naar aanleiding van het maakproces van een voorstelling, enkele jaren geleden, vraagt een regisseur, met wie ik nooit eerder samenwerkte, me een korte scène te creëren. Ik bedenk iets over een ongelukkig kind. Veel meer dan een stoel en een tafel staat er niet op het podium. Ik kruip erbovenop en eronder. Aan het einde van de scène beland ik, inclusief het minimalistische decor, huilend en schreeuwend, aan de andere kant van de ruimte. 'Wanneer je speelt, heb je een erg mooie energie over jou', zegt de regisseur me na afloop. 'En, ik denk dat je nog niet half beseft, hoeveel meer er nog in zit', voegt hij er nog aan toe. Zijn compliment raakt me, want in die periode zit ik erg slecht in mijn vel, maar na één minuut op de scène, smelten al mijn demonen als sneeuw voor de zon.
"Wat wil je nu eigenlijk echt, Karen?", vraagt mijn loopbaancoach me, een week voor de start van het nieuwe schooljaar. Het is een eerlijke vraag en ik veronderstel dat ze ook een eerlijk antwoord wil. "Ik vind het bijzonder moeilijk om te vertellen. Ik ben bang dat mensen me zullen uitlachen", zeg ik. "Ach, Karen, hier is niemand die je kan horen". "Jij wel", denk ik bij mezelf. Al van jongs af spreken film, theater en tv erg tot mijn verbeelding. Wat ik het allerliefste doe, is spelen. Dat is wie ik ben. Sterker nog, nooit sta ik dichter bij mezelf, dan wanneer ik speel, op een moment dat ik dus, strikt genomen, iemand anders ben. Frappant.
In Phantasmapolis, vertolk ik drie personages die de voeling met de realiteit volledig verloren zijn : naast de visionaire wc-madam en de depressieve, zwaar neurotische moeder is er ook nog het compleet geflipte, driekoppige medium. Deze voorstelling doet meermaals wenkbrauwen fronsen en monden openvallen, maar persoonlijk vind ik het moment waarop mijn hele gezicht onder de gouden verf zit, het leukste, omwille van het gegniffel en het geschreeuw in de zaal. Vrienden vragen me na afloop de betekenis van deze scène en bij uitbreiding ook van de hele voorstelling. Eerlijk, we snappen er zelf ook niet veel van, maar drie gouden hoofden naast elkaar, dat vond de regisseur er best fascinerend uitzien.
Spelen brengt mijn dolgedraaide geest tot rust en geeft mijn lijf een gigantische adrenalineboost. Ik herinner me de avond van een première, anderhalf jaar geleden. Wanneer ik midden in de nacht arriveer, parkeer ik mijn auto, zoals altijd, op de parking van de doe-het-zelfzaak naast mijn deur. Ik loop niet onmiddellijk naar binnen, maar blijf nog even zitten. Enkele minuten later rijdt een onbekende bestelwagen, in volle vaart op me af. Angst overmant me, totdat ik besef dat het een politiewagen is. 'Wat doe jij hier?' vraagt één van de vrouwelijke agentes. 'Ik woon hier', stamel ik. 'En waarom ben je dan nog niet naar binnen gegaan?' gaat ze verder. 'Ik was nog even ... ' zeg ik met een lege zak chips in mijn handen. Ze vraagt ook mijn naam en identiteitskaart en behandelt me alsof ik een verdachte ben, totdat ze, na enkele minuten, beseft dat ik geen slechte bedoelingen heb. Dan verandert ook de toon: 'Is alles oké met jou?' Ze lijkt oprecht bezorgd. 'Ja, ik ben gewoon nog high van de première', antwoord ik ... nét niet, máár ... het is wel zo.
Afrit 5.
16/08/2020.
Toen ik klein was, ben ik een keer op mijn hoofd gevallen, echt waar, één keer maar en daarna nooit meer. Het is ondertussen een jaar of twintig geleden, schat ik. Op een zonnige zaterdagmiddag bezochten we de opendeurdag van een bouwbedrijf in de buurt. Er stond een springkasteel, iets waar ik op dat moment gek op was. In een poging om zo hoog mogelijk te geraken, kwam ik lelijk ten val en belandde ik zo niet met mijn hoofd in de wolken, maar wel tegen de dranghekken op de parking. Bijgevolg had ik een enorme hoofdwonde die genaaid moest worden. Niet veel later zaten we bij de dokter van wacht. Ik kende de man niet, maar toen hij mij verzekerde dat hij mij geen spuitje zou geven, vond ik hem meteen sympathiek, tot hij er nadien wel ééntje van achter zijn rug tevoorschijn toverde. Hij had gelogen. Al liet ik het op dat moment niet aan mijn hart komen, want ik had nog een beloning te goed. "Als je flink bent bij de dokter, gaan we straks naar de bomma", hoor ik papa nog tegen me zeggen. En ja, dat moest hij dan ook maar één keer zeggen. De bomma woonde aan de andere kant van het land, of dat dacht ik als kind toch, want aan de kilometerslange autostrade, die we altijd namen, leek maar geen einde te komen. In de auto telde ik ongeduldig alle afritten. Papa was vaak de tel kwijt, maar ik zat er nooit naast. Een, twee, drie, vier ... tot we uiteindelijk nummer vijf, de afrit van Wommelgem, naderden.
"Ik heb niks in huis", zei je altijd toen we aankwamen. Maar tegen etenstijd stond de hele tafel in een mum van tijd vol met onder andere soep, pistoleekes, ananas, viskes, kaas, Filet de sax, sla, eitjes en tomaatjes. Nadien haalde je vaak frisco's en profiterollekes uit de diepvries of haalden we ijsjes bij Glace Jozef om de hoek. Dan nam je steevast één bolletje chocolade. Ik kon mijn geluk niet op. En in de kelder was er cola. Thuis dronken we zelden frisdrank, maar bij jou mocht alles. Die kelder heb ik trouwens altijd bijzonder eng gevonden. Er hing een desolate sfeer en veel licht was er ook niet, maar er was cola, veel cola en daarvoor wilde ik wel even bibberend de trap aflopen.
In de zomer van 2004 ben ik drie weken bij jou blijven slapen. Mijn twee zussen waren stikjaloers. Tijdens de openingsceremonie van De Olympische Spelen die dat jaar in Athene plaatsvonden, vertelde je bevlogen over de Griekse en Romeinse cultuur. Ik herinner me nog levendig hoe ik aan je lippen hing. De drie weken vlogen voorbij. Je nam me mee naar de mis, naar het fort of naar de grot, maakte witloof met hesp en kaassaus voor me, leerde me kaarten, toonde me foto's van vroeger en vertelde honderduit over hoe je den bompa had leren kennen. 's Avonds keken we samen tv, maar niet naar FC De Kampioenen, want dat vond je maar niks. Je leerde me de Australische serie, McLeod's Daughters, kennen en benadrukte hoe graag je hen zag spelen.
Toen je me leerde breien en ik het al na vijf minuten voor bekeken hield, kon je je wel even kwaad maken, want ik mocht heus niet zo snel opgeven. In het leven zou immers niet alles van de eerste keer lukken. Bijna twee decennia later moet ik toegeven dat je gelijk hebt gekregen. Ik vond je toen al een wijze, sterke en bewonderenswaardige vrouw.
Vandaag, dag op dag tien jaar nadat ik afscheid van jou moest nemen, neem ik dezelfde autostrade die papa vroeger altijd nam. Ik tel de afritten: één, twee, drie, vier ... de afrit van de bomma, maar vandaag is er geen bomma meer om me wijze raad te geven of om me mee naar het fort of de grot te nemen. Het fort ligt er nu verlaten bij en voelt, ondanks de zomerse temperaturen, even koud aan als het ijsje dat ik in mijn handen heb. Een bolletje chocolade. Ik ben hét niet vergeten. Ik ben jou niet vergeten.
Première.
13/07/2020.
Nadat we met z'n allen maandenlang verplicht in ons kot bleven, hebben we de afgelopen weken steeds meer van onze herwonnen vrijheid kunnen genieten: een koffie gaan drinken, naar de cinema, een hapje eten op restaurant of met natte haren uit het zwembad komen. Plots kon het allemaal weer. Het deed mij en de mensen in mijn omgeving zichtbaar deugd. Tegelijkertijd deed het me beseffen hoe belangrijk het is om te genieten van de kleine dingen des levens, want als ze van de ene op de andere dag wegvallen, realiseer je je pas hoe groot, belangrijk en onmisbaar ze eigenlijk wel niet zijn. Hoewel ik de afgelopen weken heel wat eerste keren heel bewust heb beleefd, is er toch één die met stip bovenaan staat.
Het is een donderdagavond begin juli. De zon heeft zich net achter de wolken verscholen, wanneer een zomerbriesje zachtjes door mijn haren blaast. Nietsvermoedend zet ik me op een bankje. Aan de andere kant, op net geen anderhalve meter zit een man van eind de dertig. Ineengedoken en met mijn rug naar hem gekeerd, kruist mijn blik de zijne initieel niet, tot hij plots ongegeneerd met het bankje begint te wiebelen. Eerst probeer ik hem nog te negeren, maar wanneer dat bitter weinig oplevert, vraag ik hem vriendelijk om ermee op te houden. Hij weigert. Diep vanbinnen voel ik de irritatie opborrelen. "Ik wiebel alleen met mijn kant", antwoordt hij lichtjes uitdagend. Ik vind hem nu al kinderachtig en ik ken hem niet eens. Luttele seconden later sta ik bovenop het bankje tegen hem te roepen. Ik maak hem het ene verwijt na het andere. "Ik vind jouw gedrag agressief en dominant", zegt hij terwijl hij net niet in tranen uitbarst.
Ik had nooit gedacht dat ik er zo van zou genieten om een man te zien breken, maar hier geniet ik van. Enorm. Nauwelijks twee minuten later steek ik ook mijn middelvinger op. In de verte hoor ik mensen verontwaardigd gniffelen en glimlachen. Ik loop de scène af en begin ook te lachen. Het deed deugd, want wat was het al ontzettend lang geleden dat ik nog eens op de theaterplanken stond! Een medespeelster bij Het Vierde Oor had me gevraagd of ik haar wilde vergezellen tijdens een workshop improvisatie bij haar eigen collectief Preludo. Toen ik het gezelschap enkele maanden geleden voor het eerst aan het werk zag, moest ik mezelf nog bedwingen om niet mee op het podium te kruipen. "Ik wil meedoen", schreeuwde ik toen enthousiast tegen de vriendin die naast mij zat. Et voilà. Zo gezegd, zo gedaan.
Geen tekst, geen voorbereiding en geen afspraken. Bij impro geef je je over aan het moment. Ik vind het de max. Toch kan er, voor mij althans, niets op tegen het maakproces van een avondvullende voorstelling. Wat kijk ik daar naar uit: een stuk kiezen, de eerste lezing, samen het verhaal ontdekken, moederziel alleen je tekst blokken om die dan weer te vergeten, zonder papier voorzichtig de vloer op, stiekem even in je tekst gaan kijken, een eerste keer doorlopen, de generale ... en dan ... de première. Ik heb heimwee. Nu al.
Met vlag en wimpel.
05/06/2020.
Mocht er een wereldkampioenschap lompigheid bestaan, zou ik hoogstwaarschijnlijk al verschillende medailles op mijn naam hebben staan. Wat zeg ik, ik zou de bronzen, zilveren én gouden medaille prompt in één keer mee naar huis nemen.
Brons
"Ik heb dorst! Ik wil drinken! Nu!" Mijn laptop vond duidelijk dat hij wel een extraatje verdiend had na al het harde werk van de afgelopen maanden. Ik had net de deur van het virtuele klaslokaal geopend, toen mijn cursisten één voor één aan het binnensijpelen waren. Niet veel later waren ze getuigen van een stukje onhandigheid van de bovenste plank, al zeg ik het zelf. Live, voor de webcam, morste ik immers een tas thee over mijn pc. Het vorige exemplaar was fan van koffie, maar deze had duidelijk niet zoveel zin in een shot cafeïne. "Euh ja, daag, ik heb een probleem." In een mum van tijd verliet ik mijn eigen virtuele les. Veel tijd om de cursisten op de hoogte te brengen was er niet. Meteen zag ik de eerste bezorgde berichtjes binnenkomen: De link is niet werken - I called but no answer - Ik hoop alles is goed met Karen - We moeten wachten een beetje. Het siert hen dat ze zo bezorgd waren, maar gelukkig was er helemaal geen reden tot paniek, niet voor mij en ook niet voor mijn uitgedroogde computer. Eind goed, al goed.
Zilver
Voor de zilveren medaille keren we terug naar de lente van 2010. Studeren ging me meestal wel goed af, maar tijdens die ene bewuste examenperiode had ik blijkbaar even over het hoofd gezien dat goede cijfers halen meer is dan blokken en je examen invullen. Je moet het examen immers ook nog volledig indienen, met de nadruk op volledig. Tot op de dag van vandaag - we zijn ondertussen tien jaar verder - blijft het ook voor mij nog steeds een raadsel hoe ik erin geslaagd ben om een deel van het ingevulde examen wiskunde mee naar huis te nemen. "We zullen erover vergaderen en we laten jou iets weten", hield de directrice voet bij stuk toen ik enkele uren later op mijn kousenvoetjes en met klamme handjes kwam aandraven. Gelukkig was dat buiten mijn eigenzinnige leraar wiskunde gerekend die haar meteen de mond snoerde: "Neen, dat lijkt me niet nodig, Karen. Ik neem je papieren mee en verbeter ze alsof er nooit iets gebeurd is. Ik ken jou en vertrouw je." Joehoe!
Goud
December 2012, Zuid-Frankrijk. Op dat moment studeerde ik in Montpellier. Mijn studiegenootje, Gitte en ik gingen op een doodgewone zaterdagavond, vlak voor de examens, nog even uitblazen in de cinema. De film was nog niet bezig, toen ik nietsvermoedend mijn telefoon op de stoel legde en even naar het toilet ging. Bij mijn terugkeer en enthousiaste sprong in de zetel hoorde ik een enorme "krak". "Kom, we verhuizen, want deze is stuk", zei ik tegen Gitte. Na de pakkende film stond het huilen me nader dan het lachen, althans voor heel even, tót ik de vermorzelde telefoon, inclusief omgebogen scherm (in een hoek van 90 graden!) uiteindelijk tussen een cinemastoel vond. Het kalf was duidelijk al verdronken, alhoewel, toch niet helemaal. Mijn simkaart bleek uiteindelijk nog te redden, al moesten we ze wel eerst nog vinden. Klinkt het verhaal van de speld en de hooiberg je bekend in de oren? Wel, ga dan maar eens in een pikdonkere cinemazaal op zoek naar een verdwaalde simkaart ...
Emmi en Leo.
21/05/2020.
"Hoe tof is dit? Theatervoorstelling maar dan via WhatsApp! Ik koop een kaartje! Wie gaat er mee?", één van mijn medespelers bij Oeps heeft een berichtje in de gemeenschappelijke groep op Facebook gepost. Eerlijk gezegd, ik ben niet meteen overtuigd. Het doet me denken aan de talrijke theatergezelschappen die de afgelopen weken hun (jongste) voorstelling online zwierden. In tijden van quarantaine wil de verveling al eens toeslaan en dan is dit natuurlijk een fijn alternatief en een mooi gebaar van de gezelschappen in kwestie - en dat zijn er ondertussen al heel wat - maar toch ben ik geen fan. Hoe goed de technologie ook moge zijn, theater heeft met energie te maken en die voel je heus niet achter je computerscherm.
In eerste instantie stond ik er dus wat sceptisch tegenover, maar deze virtuele voorstelling van SkaGeN en De Studio belooft anders te zijn. Je volgt als het ware een hele maand lang, via WhatsApp, een gesprek tussen twee onbekenden. "Voor een meer realistische weergave, kan je de nummers van de personages, Emmi en Leo, opslagen in je telefoon", klonk het in de bevestigingsmail. Zo gezegd, zo gedaan.
Woensdagmorgen 13 mei, in spanning wacht ik af. Het is Emmi die de spits afbijt. Ze richt een berichtje aan de redactie van het weekblad Skagen. Blijkbaar had ze eerder al enkele minder succesvolle pogingen ondernomen om haar abonnement op te zeggen. Ook dit keer lijkt het bericht zijn doel te missen, want het bereikt immers nooit de redactie van het weekblad, maar komt toe bij een zekere Leo. Emmi verontschuldigt zich en heel even ziet het ernaar uit dat het gesprek al afgelopen is, totdat Emmi Leo plots een gelukkig definitief einde van de lockdown en een heerlijke zomer toewenst - wat in volle quarantaine op zijn zachtst gezegd bizar te noemen is - maar blijkbaar is Leo's nieuwsgierigheid geprikkeld.
De berichtjes gaan vlot over en weer. Hoe realistisch en geloofwaardig dit ook in beeld gebracht is, zelf zou ik in het dagelijks leven nooit met een volslagen onbekende beginnen te flirten, laat staan dat ik het zou doen via WhatsApp! Soit, het kan aan mij liggen ... Ik heb me op Tinder ook nooit op mijn gemak gevoeld. In dit gesprek met Emmi en Leo voel ik me wel op mijn gemak, hoewel ík hier eigenlijk de buitenstaander ben ... samen met 249 andere voyeurs. Meer van dit, graag!
De koe van Jommeke.
06/05/2020.
Afgelopen week hoorde ik op de radio dat alleenstaanden in deze moeilijke tijd extra veel troost, liefde en vriendschap bij hun trouwe viervoeter kunnen vinden. Als alleenwonende twintiger kan ik dat volledig beamen. Momenteel ben ik al meer dan twee jaar het fiere baasje van een lieve kattin. De dag dat Maelys in mijn leven kwam, herinner ik me nog alsof het gisteren was. We schrijven midden september 2017. Ik was net in een nieuwe school aan de slag, maar het liep niet zoals ik gehoopt had. Ik vond mijn draai er niet, was doodmoe en kwam vaak huilend thuis.
Op zoek naar een sprankel hoop en een strohalm troost reed ik die bewuste woensdagmiddag naar het asiel in Turnhout. Er zaten tientallen, misschien wel honderden, kleine en grotere dieren bij elkaar. Mijn hart brak. Ik kon ze toch niet allemaal mee naar huis nemen? Uiteindelijk viel ik voor de charmes van een volwassen, gevlekte kattin die de naam Bella droeg. Wat een lelijke naam, net de koe van Jommeke. Die naam, die moest en zou ik meteen veranderen. Het is te zeggen, meteen. Uiteindelijk heb ik er toch een paar nachtjes over geslapen en niet veel later, zaterdagmiddag, stond mijn hele appartement vol met schattige kattenspulletjes.
In blijde verwachting ben ik naar het dierenasiel gereden. Neen, ik was niet zwanger. Toch keek ik reikhalzend uit naar de komst van Maelys, zij blijkbaar iets minder. De hele rit naar huis heeft ze gehuild en gehuild en gehuild. Toen ze bij aankomst, na amper twee minuten, spoorloos was, wist ik niet waar ik aan begonnen was. "Karen, ze is in de zetel gekropen, langs onder", hoor ik mijn jongere zus nog altijd zeggen. "Langs onder?" Ik kon het maar moeilijk geloven. "Ik zie alleen nog haar staart", zei ze. Dat moest ik toch even van dichterbij bekijken, maar neen, ze had zich inderdaad niet vergist. Ik zag ook alleen nog maar een staart en daarna zag ik helemaal niets meer. Van de zetel, ging het naar de tv-kast, dan naar de halve millimeter ruimte naast het toilet, achterin de badkamer, tot ze uiteindelijk op één van de stoelen onder mijn eettafel belandde.
Het eerste half jaar dat Maelys bij mij logeerde, heb ik haar nauwelijks gehoord of gezien. Ondertussen was de interim in de school afgelopen. Ik was er niet rouwig om. Dat ik werkloos thuis zat, was iets minder. Ik miste sociaal contact en vertelde enthousiast tegen mijn beste vriendin dat ik blij was dat Maelys wat leven in de brouwerij bracht. Mijn vriendin wist niet wat ze hoorde: "Leven? Veel leven brengt ze momenteel niet met zich mee, hé", zei ze. Ik kon haar eigenlijk geen ongelijk geven. Ik zou bijna vergeten dat ik überhaupt een huisdier had. Of ik nu twee minuten of twee dagen weg was, van mijn kat was geen enkel spoor. Geruisloos als altijd zat ze op haar stoel. Maar geduld is een schone deugd. Althans, dat zeggen ze. Eerlijk gezegd, ik zou het niet weten. Of toch niet op dat moment. Geduld was immers nooit mijn sterkste kant. En toch, ondertussen zijn we enkele jaren verder en moet ik ze uiteindelijk wel gelijk geven, overschot van gelijk. Toen ik tijdens de jaarwisseling van 2017 naar 2018 voor het eerst een hele week op reis ging, verraste mijn buurvrouw me bij mijn thuiskomst. "De eerste twee dagen waren nog wel oké," vertelde ze zichtbaar aangedaan, "maar vanaf de derde dag is ons Maliezeke niet meer gestopt met huilen. Ik denk dat ze jou gemist heeft. Ik heb haar dan maar gezegd dat je vandaag naar huis zou komen. De dag nadien heb ik dat ook gezegd ... en de dag daarna ook ... en de dag dáárna ook. Toen geloofde ze mij niet meer." Ik wist niet wat ik hoorde. Blijkbaar had ik een huisdier, waarvan ik het bestaan niet af wist, dat achter mijn rug ook nog eens gesprekken met mijn zeventigjarige buurvrouw bleek te voeren.
Maar het allerbeste moest nog komen. Ondertussen werd het volop lente en waren we met Oeps, de jongerenvereniging in Olen, volop aan het repeteren voor een nieuwe theatervoorstelling die eind april 2018 in première zou gaan. Naar goede gewoonte gingen we samen op weekend. Toen ik zondagmiddag, moe maar voldaan, thuiskwam en in de zetel plofte, zat Maelys plots bovenop mij. Ik denk dat ze mij iets wilde vertellen. Na méér dan zes maanden radiostilte, bleek ze niet alleen met mijn buurvrouw maar ook met mij te willen converseren. "En nu ga je me nooit meer alleen laten," klonk het. Vanaf toen waren, zijn en zullen we voor altijd onafscheidelijk zijn.
'Publiceer je ook?'
16/04/2020.
'Mensen hebben honger', hoor ik Bart Moeyaert afgelopen week in het journaal nog zeggen. En neen, dat is niet omdat alle cafés en restaurants al meer dan een maand gesloten zijn, maar eerder omdat de quarantaine op ons allen begint te wegen. Dat is ook de vzw Verb(l)ind niet ontgaan en daarom hebben ze het initiatief Dichters van wacht in het leven geroepen.
Het is woensdagavond, 15 april, week 735 van de lockdown light. Ik dool wat rond in huis en heb duidelijk nood aan een moment van verstilling. 'Wenst u een dichter van wacht aan de lijn te krijgen, druk één. Wenst u nog even te wachten, druk twee.' Wachten moet ik allesbehalve lang. 'Dag, Karen. Hoe gaat het?' Aan de andere kant klinkt een oudere vrouwenstem. Ik ben onder de indruk van het hele gebeuren, zo onder de indruk dat haar naam me compleet ontgaat. 'Het gaat', antwoord ik verlegen. 'Gaat het. Dat is al heel wat in deze tijd', repliceert ze gevat. 'Ik laat de keuze van het gedicht meestal afhangen van de situatie en van de persoon die ik aan de lijn heb', polst ze naar mijn leeftijd. Schrijf je zelf ook?' We zijn amper enkele minuten ver en toch zit ze er meteen boenk op. 'Ja', stamel ik. 'Publiceer je ook?' 'Neen, voorlopig nog niet.' Voorlopig niet niet. Ik wik en weeg mijn eigen woorden. 'Maar als je 27 bent, dan kan het nog alle kanten uit gaan.' Het kan inderdaad nog alle kanten uit gaan, iets wat me enigszins beangstigt. 'Ik heb de afgelopen weken veel geschreven, óver de afgelopen weken. Het is niet zo evident om een vrij lang, minder toegankelijk gedicht na één lezing in je op te nemen. Zo heb ik zelf de tekst graag bij me, maar ... als je zelf schrijft, dan wil ik het er wel op wagen', gaat ze verder. Het blijkt een goeie zet.
'Zal ik er nog één lezen?' 'Ja!' roep ik enthousiast als een klein kind. Ik lijk wel Danira in Vandaag. 'Het is echt wel een hele onwezenlijke periode, hé.' 'Ik weet niet zo goed wat ik ervan moet denken', zeg ik. 'Probeer er maar niet te veel over na te denken. Sommige dingen moet je voelen. Als je schrijft en zeker als je een vrouw bent, dan doe je dat niet vanuit je hoofd, maar vanuit je hart en onderbuik. Door te schrijven kan je veel kwijt.' Elke vezel in mijn lijf weet, voelt, beaamt dat ze gelijk heeft. En dat is exact de reden waarom ik zo graag schrijf, speel of maak. Het verbindt, raakt en vult een bepaalde leegte op die je anders moeilijk kan benoemen.
We zijn half drie 's nachts ondertussen. Mijn kat, Maelys ligt al lang te slapen. In de kamer klinkt enkel nog het geluid van de diepvriezer en af en toe een voorbijrijdende auto. Ik pruts nog wat aan mijn tekst. De nacht lijkt stiller dan anders. In mijn hoofd klinken de woorden van de nog steeds naamloze dichteres die ik vanavond aan de telefoon had: 'Niet vergeten, Karen, elke ochtend komt de zon voor je op, zelfs achter de meest donkere wolk.' Misschien wat melig, maar dat is prima momenteel. In tijden van Corona is veel gepermitteerd. Ik herlees mijn tekst nog een paar keer. De klok tikt verder. Vijf voor drie ondertussen, hoog tijd om in mijn bed te kruipen, dan kan ik die zonsopgang hopelijk nog meepikken morgenvroeg.
Ik staak.
03/04/2020
'Ik staak', moet de postbode in mijn straat vanochtend gedacht hebben. Toen ik rond de middag mijn skates aantrok, merkte ik naast mijn deur een grote, rode postzak op. In alle eerlijkheid: neen, ik kon mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen. Zachtjes deed ik hem open, met mijn voet welteverstaan. Stel je voor dat ik besmet zou geraken via een verdwaalde postzak op een lege parking. Dat gelooft niemand. Er zaten brieven in, veel brieven en een heleboel krantjes, dat ook. 'Dat ding moet hier weg', ging het door mijn hoofd. Op internet vond ik het nummer van het dichtstbijzijnde postkantoor.
Na enkele mislukte pogingen besloot ik om toch maar te gaan sporten. Ik was amper twee straten ver, wanneer ik een busje van bpost kruiste. 'Waar is die verborgen camera?' vroeg ik me af. Als een gekke enthousiasteling begon ik te wuiven en te roepen, want die chauffeur moest en zou stoppen. In eerste instantie leek hij mijn boodschap, die ik nochtans allesbehalve subtiel over probeerde te brengen, niet begrepen te hebben, want hij reed vrolijk verder en wuifde - even enthousiast weliswaar - terug. Uiteindelijk is hij toch gestopt. Misschien was hij wat geschrokken, want ik denk dat ik er - op zijn zachtst gezegd - tamelijk vreemd uitzag. Mijn haren wapperden vrolijk in de wind en bovendien droeg ik een helm, pols-, knie- en elleboogbescherming. 'Meneer,' stamelde ik, 'ik heb een postzak gevonden.' 'Staat ie er nog?' antwoordde hij. Wat. Een. Vreemde. Vraag. Ja euh, waarom zou ik anders hemel en aarde bewogen hebben om hem te doen stoppen? 'Oké, ik zal 'm oppikken.'
Opdracht volbracht. Me happy. Of toch niet, want wanneer ik een uur later thuiskwam, merkte ik op dat de zak er nog steeds stond. Toen kon ik mijn nieuwsgierigheid niet meer bedwingen, opende de zak en haalde er drie brieven en een magazine voor mezelf uit en een brief en een krantje voor mijn buurvrouw. 'Nu moet dat behekste ding hier toch echt weg', spookte het door mijn hoofd. Stel je voor dat al die andere mensen ook net vandaag een factuur en een brief van de belastingen zouden krijgen. Ja, dat wilden ze heus niet missen.
Plan B.
23/03/2020
Nu de regering beslist heeft de scholen voor enkele weken noodgedwongen te sluiten, lijkt online onderwijs de enige optie. In alle eerlijkheid: neen, ik ben geen fan. Het moet gezegd: momenteel valt er niet te kiezen, maar ideaal is toch anders. Het vele sociale contact, datgene wat mij zo in lesgeven aanspreekt, is nu niet aan de orde. En van interactie durf ik al helemaal niet meer te dromen. Of toch, al was het eerder een nachtmerrie in de vorm van een ontplofte mailbox vol met paniekerige mailtjes. Ik denk dat al mijn collega's, net zoals ik trouwens, een beetje met de handen in het haar zaten. De doelgroep waar we mee werken is dan ook een dankbaar, maar tegelijkertijd erg kwetsbaar publiek. Ik zal niet zeggen dat ik Frans en Italiaans zonder slag of stoot geleerd heb, maar Nederlands is allesbehalve een gemakkelijke taal om je als anderstalige eigen te maken. Toch doet iedereen zijn uiterste best, opdat deze uitdagende periode niet volledig in het water zou vallen.
Het is maandag 23 maart en ik tel - als een zenuwachtig, klein kind - de uren af tot mijn eerste Zoomsessie. 'Hoeveel cursisten zou ik vandaag hebben?' vraag ik nieuwsgierig rond in mijn omgeving. Uiteindelijk zijn we met acht die avond, huisdieren en baby's niet meegerekend. Achter mij zie ik mijn kat allerlei vreemde bewegingen maken. Mijn cursist ziet het ook. Hij glimlacht. Ik glimlach een beetje gegeneerd. Ik lach luid, heel wat minder gegeneerd. Ik zie mezelf gekke bekken trekken, met mijn armen en benen zwaaien, maar dat laatste heeft hij gelukkig niet opgemerkt. 'Wat moet ik in hemelsnaam met die webcam?' spookt het voortdurend door mijn hoofd. Al gesticulerend probeer ik de boodschap over te brengen. Mijn cursist knikt. Ik vermoed dat hij het begrepen heeft. Dat lijkt me het allerbelangrijkste en mijn subtiele gebaren, met de nadruk op subtiel zullen mijn wallen heus wel gecamoufleerd hebben.
Een hamster in de maag.
18/03/2020
Het is dinsdagavond iets voor half negen. Ik zit op de zetel bij mijn ouders. Van een drukke dag was geen sprake, integendeel. Een of ander onbekend, ietwat angstaanjagend virus houdt ons land en daarbij heel Europa al weken in zijn greep. Ik hou mijn pen en notitieboekje klaar. 'Wat ben ik blij dat ik nog eens kan tolken', denk ik bij mezelf. En meteen daarna schieten 'schuldgevoelens' door mijn hoofd: 'zo genieten van het leed van de wereld'.
Liever maak ik van de nood een deugd wanneer onze aftredend premier, Sophie Wilmès, de strengere maatregelen aankondigt. 'Zij mag ook wel eens in mijn les Nederlands voor anderstaligen komen zitten', denk ik bij mezelf. Maar bon, misschien spelen de zenuwen haar parten. Je zou voor minder natuurlijk. De hele situatie laat haar duidelijk niet onberoerd. Wat mij niet onberoerd laat, is hoe het met mijn notitietechniek gesteld is. Het is duidelijk: slecht, nog slechter dan de huidige crisis. Van een kantlijn, drie kolommen, symbolen, onderwerp, werkwoord of afkortingen is er immers geen sprake. Ik slaag er nauwelijks nog in een huisje te tekenen. Al was dat waarschijnlijk meer voor de show, want dat we ons huis moeten binnenblijven, had ik waarschijnlijk zo ook nog wel onthouden. We zijn mee. We hebben het begrepen en nemen de maatregelen één voor één in ons op. Er lijkt geen einde te komen aan de ellenlange lijst. Of is dat slechts een indruk? Ze herhaalt immers alles in beide landstalen. Twee dingen zijn me bijgebleven, zoals de openingsuren van nachtwinkels. Tot tien uur. 'Tot tien uur 's avonds?' vraagt mijn zus zichtbaar verbaasd. Ik glimlach, maar laat het niet aan mijn hart komen. Dierenvoedingswinkels blijven immers open. Hoera, want ik kan nog koekjes voor mijn kat kopen. Wat zal ze blij zijn!
Wie er nog blij zal zijn, zijn de talrijke mensen die al sinds vanmorgen half negen aan de deur van de bouwmarkt om de hoek staan te wachten om snel snel nog wat spulletjes te kopen. Ik bedoel hamsteren. Om twaalf uur vanmiddag sluiten immers alle niet-essentiële winkels verplicht hun deuren, met de bedoeling de verspreiding van het virus zoveel mogelijk in te dijken, niet om ervoor te zorgen dat de helft van Vlaanderen nog snel snel zijn of haar woning zou verbouwen. Auto's rijden over en weer. Het is drukker dan op de drukste zomerdag. En vandaag worden er niet eens frietjes uitgedeeld, wat in de zomermaanden wel het geval is. Dan zou ik er misschien nog kunnen inkomen. Misschien. Ik ben immers dol op frietjes. Al is dat maar van weinig belang momenteel. Wat wel van belang is, is dat er plots zoveel mensen nog een heleboel niet-essentiële zaken op hun to do list willen afvinken. Ik had me eerder deze week al afgevraagd of de huidige maatregelen effect zouden hebben op ons openbare leven op lange termijn. Zo zou telewerken de norm kunnen worden of zouden we eindelijk veelbesproken problemen zoals luchtvervuiling of fileleed kunnen aanpakken. Al betwijfel ik dat. Gisteren leefde ik nog op goede hoop. Vandaag is dat anders. Eens een baksteen in de maag, altijd een baksteen in de maag.
Hoogspanning.
10/02/2020
En daar zat ik dan, enigszins zenuwachtig op de stoel van sollicitant. De afgelopen tijd ging ik door een moeilijke periode. Dat zal iedereen die mij (goed) kent, niet ontgaan zijn. Ik heb het ook nooit onder stoelen of banken gestoken. Ik kan het toch niet verstoppen. Het gesprek verliep aangenaam, maar het einde viel minder in de smaak. Negen op de tien mensen zouden waarschijnlijk een gat in de lucht gesprongen zijn, maar ik viel letterlijk en figuurlijk bijna van mijn stoel. 'We zouden graag hebben dat je start - overmorgen al. In orde voor jou? Dan brengen we alles in orde. En ahja je moet NU beslissen.' 'Euh, euh, euh', stamelde ik. 'Nu als in nu?' 'Ja, nu als in nu. We kunnen hoogstens even twee minuten buitengaan, opdat je even met jezelf kan delibereren.' Mijn mond viel open van verbazing. Met mezelf delibereren? Neen, bedankt. Ik ben al schizofreen genoeg. Ze dulden duidelijk geen tegenspraak. Maar ik ook niet. Een dag in de week, te starten vanaf NU. Neen bedankt. Ik wil meer, maar vooral MEER RESPECT.
Mijn woorden waren nog niet koud of ik kreeg al telefoon van een andere school. Joepie. Het voelde meteen ook veel beter aan. Om het met de woorden van de coördinator te zeggen: 'Ik denk dat we wel iets voor elkaar kunnen betekenen'. Al ben ik vooral benieuwd naar wat: wat voor soort opdracht, hoeveel uren etc. Zou het dit keer lukken? Ik ben vooral benieuwd naar het gesprek, naar hoe het verloopt, naar welk gevoel ik na afloop zal hebben, of er een fijne sfeer hangt en of ik meer tijd krijg om het gesprek te laten bezinken. Een ding is zeker: mocht mijn afspraak door de gang lopen, zou ik hem meteen herkennen. Ja, ik ken zijn naam, maar ik weet ook hoe hij eruit ziet. Welkom in 2020 waar Facebook het leven van jong en oud beheerst.
Danku, Julia.
07/02/2020
Afgelopen maand las ik een boek dat heel wat voor me betekend heeft, namelijk The Artist's Way van Julia Cameron, een regisseuse die schrijft hoe mensen hun artistieke kant beter tot ontplooiing kunnen laten komen en zo sneller komaf kunnen maken met allerlei angsten waar een creatief proces vaak mee gepaard gaat. Het is niet zomaar een boek dat je leest en daarna terug in de kast zet. Neen, het is een boek met huiswerk. En ik moet eerlijk toegeven. Mijn huiswerk is ook nog niet af, maar toch loont het de moeite om consequent de opdrachten te doen. Een van de eerste tips die ze meegeeft is om elke dag te starten door drie morning pages te schrijven. Het is erg simpel. Je zet je neer met een tas koffie, wat rustige muziek en begint. Alles wat in je opkomt is goed en dat is ook net de bedoeling. Ik herinner me dat we het tien jaar geleden tijdens een les esthetica op school ook eens moesten doen. Het was best een bijzondere ervaring toen één leerling zich vooraan zette en we met z'n allen als vieze voyeurs mee in zijn hoofd konden kijken.
pff ik heb echt geen zin om weer drie bladzijden te schrijven. wat nog maar 1,5 oh en amai en het regent en ik heb nog zoveel werk en wat voor belachelijke dingen komen er weer uit mijn vingers gevloeid kon ik maar iets normaal denken help help help
Zo ziet dat er ongeveer uit en ik kan je verzekeren dat het de eerste keer bijzonder vreemd aanvoelt. Je ziet het nut er niet van in. Je vindt het stom, tijdverlies en je haren komen rechtop te staan van je eigen gedachten, maar zo gaat dat nu eenmaal in ons hoofd. We springen van de hak op de tak en de meest idiote gedachten passeren de revue. Door zulke dingen neer te schrijven, kunnen we onze gedachten, angsten en dromen ordenen en komen we tot rust. Mediteren deed ik al, maar dit gaat op één of andere manier dieper. Het komt binnen. Ik doe het nu zo'n drie maanden en ik heb het me nog geen moment beklaagd - het is te zeggen - al meermaals!
Eindelijk.
02/02/2020
We schrijven 02/02/2020, palindroomdag. Dé uitgelezen kans om een nieuwe blog te beginnen. Het idee zit al lang in mijn hoofd, heel lang om eerlijk te zijn. Het is mijn droom om ooit eens een boek te schrijven. Waarover? Geen idee. Misschien een soort van zelfhulpboek over persoonlijke ontwikkeling. Dat kan, maar zo zijn er immers al veel. En ik heb geen zin om mijn boek te zien wegkwijnen tussen allemaal andere boeken die hetzelfde vertellen. Neen, op de één of andere manier wil ik dan wel opvallen, eruit springen, iets vertellen dat niemand anders ooit verteld heeft. Ga ik dan voor fictie of non-fictie? Geen idee, maar ik wil het warm water wél uitvinden. Of ik wil tenminste doen alsof.
Één ding moge duidelijk zijn: ik ben niet over één nacht ijs gegaan. Meestal heb ik wel impulsieve ideeën, maar voer ik ze heel wat minder impulsief uit. Ik kan soms nogal tegenstrijdig uit de hoek komen: extravert en introvert, impulsief en bedachtzaam, dromerig en realistisch. Zoveel tegenstrijdigheden in één mens: het lijkt haast onmogelijk, maar de kogel is nu toch door de kerk. Ik heb een goede, oude gewoonte terug opgepikt. Al zolang ik me kan herinneren schrijf ik graag, maar de afgelopen jaren deed ik het niet meer voor de fun, maar omdat het moest. Op kamp met de Chiro? Op reis met de familie? Trouw schreef ik mijn reisverslag. Enkele weken geleden heb ik er nog één teruggevonden: La Roche-en-Ardenne 2007. Wat. Een. Nostalgie! En gedichtjes - met rijm! We spreken begin jaren 2000. Best wel zielig eigenlijk, nu ik er zo over nadenk, niet moeilijk dat ik op de Chiro geen vrienden had. Terwijl iedereen daar gezellig samen onnozel aan het doen was, muziek aan het beluisteren was of strips van Jommeke aan het lezen was, zat ik daar moederziel alleen met pen en papier in de hand.
Het is half twee gepasseerd ondertussen. De helft van de wereld zit op café. De andere helft slaapt of doet andere dingen op dit nachtelijke uur. Ik zit in mijn pyjama, alleen op de zetel, achter mijn laptop te schrijven en te schrappen. Vooral dat laatste. En ohja, mijn kat zit naast mij. Er is de afgelopen twintig jaar duidelijk niet veel veranderd, op die kat na dan.